Amber prikt achteloos wat in haar salade. ‘Is het niet lekker’, vraag ik haar. ‘Jawel hoor’, antwoord ze afwezig. De hele dag al is ze niet zichzelf. Beetje treurig. ‘Weet je Vero, het is allemaal zo hol. Het feesten, het drinken, al dat geflirt. Straks gaan we weer naar huis, en dan? Een leeg bed en een leeg hart.’ Er welt een traan op in haar linkeroog. ‘En dan laat ik mijn beste vriendin ook nog in de steek. Wat ben ik toch een harteloos kreng.’ Een harteloos kreng met een leeg hart, dat kan toch helemaal niet. Ik lach in mezelf. ‘Wat zit je te gniffelen?’, vraagt Amber een beetje beledigd. Ik leg het haar uit, ze ziet de humor er niet van. ‘Sorry dat ik niet in de stemming ben geweest om los te gaan bij het stappen’, probeer ik haar humeur wat te keren. ‘Nee’, zegt ze, ‘het is natuurlijk stom van mij om jou mee te willen slepen in mijn wilde escapades. Jij wil straks weer gewoon met een zuiver geweten in de armen van Sander kunnen vallen.’ Ik slik. Sander. Sander die zo jaloers was dat ik samen met Amber op vakantie ging. Sander die zich zo liet kennen. Nee, die zo niet zichzelf was, dat ik bang van hem werd. ‘Ik heb Sander gedumpt!’ ‘Wat zeg je?’ ‘Dat ik Sander gedumpt heb.’ ‘Wanneer dan?’ Amber kijkt me vol ongeloof aan. ‘Vorige week, twee dagen voor we vertrokken.’ Ik vertel haar alles. Mijn grote geheim. Mijn grote verdriet. Nu zijn het mijn waterlanders die als sladressing dienst doen. Amber kijkt verslagen. ‘Sorry’, zegt ze. Onnodig. Het is niet haar schuld. ‘Ik wist het niet.’ ‘Je kon het ook niet weten.’ ‘En nu?’, denkt ze hardop, een beetje verloren voor zich uit starend. ‘Misschien moeten we vanavond maar weer een stapje in de wereld zetten’, opper ik voorzichtig, ‘het is tenslotte alweer twee dagen geleden.’
‘Wat ben je aan het doen zus?’ Een typische Celine-begroeting. Nooit gewoon ‘hoi’ of ‘hoe is het?’ Altijd meteen recht op haar doel af. ‘Ik was me aan het insmeren met olie. Mijn vel is droog.’ ‘Oh ja, whatever.’ Tot zover de smalltalk. ‘Mis je Sander zus?’ ‘Waarom zou ik Sander missen?’ ‘Nou, gewoon.’ Ze zit te vissen. Ik begrijp niet goed naar wat. Ze kan het onmogelijk weten. Van Sander en mij. ‘Waar zit je naar te vissen Celine?’ Raak. Even is het stil aan de andere kant van de lijn. ‘Nou, gewoon. Ik mis Menno. Ik mis hem de hele dag. Behalve als hij naast me zit. Als hij bij me is. Maar als hij nog maar gaat pissen, dan mis ik hem al. Hoe kan dat nou? Hoe moet dat nou?’ Het hoge woord is er uit. Toch die Menno. Toch weer. Mam had het al gezegd. Wat moet ik hier nou mee. Ben ik soms de koningin van de relatiecrisis aan het worden? Ik kan mijn eigen verdriet maar amper bolwerken. ‘Went het zus? Wordt het minder erg als je elkaar langer kent? Kun je dan echt zomaar twee weken zonder elkaar?’ De tranen lopen over mijn wangen. ‘Zus? Ben je daar nog? Vero?’ Ik snik ja. Brok in mijn keel. ‘Huil je zus?’ Mijn keel zit dicht. ‘Wat is er?’ ‘Sander is passé. Het is uit.’ ‘Wat?’ Celine’s typische manier van reageren. Meteen in de aanval. ‘Heeft hij je laten zitten?’ ‘Hij maakt me bang. Ik heb het zelf uitgemaakt.’ Ze snapt het niet. Ik heb geen zin om meer uitleg te geven. Niet nog een keer vandaag. ‘Later zusje, nu niet.’ ‘Sorry dat ik je lastig val met mijn gezeur.’ Celine kruipt terug in haar schulp. ‘Niet erg schat. Vertel maar. Voor mijn kleine zusje ben ik er toch altijd.’ Tranen met tuiten. Onstuitbaar. Flarden van een verhaal. Een jaar opgekropt verlangen samengevat in drie weken angst om elkaar opnieuw te verliezen. Ik heb met haar te doen. Kan niets voor haar doen. Begrijp de paniek. En ook weer niet. Mijn leven is een grote chaos. Altijd geweest. Noodoplossingen mijn rode draad. Celine is het voorbeeld thuis. Alles op orde. Gedachten op een rij. Doel in zicht. Haar kaartenhuis ligt verspreid over de vloer. Arm kind. ‘Sorry Vero, ik moet jou hier niet mee lastig vallen.’ ‘Kindje toch. Zal het gaan? Praat met papa!’ Ze zegt niets, maar ik weet dat ze knikt. Papa is haar rots. Hij kan haar laten praten tot ze zelf de oplossing aandraagt. ‘Goed’, zegt ze zacht, ‘ik ga’. ‘Dag lieverd. Zeg maar niets tegen mam hoor.’ ‘Huh?’ ‘Van Sander.’ ‘Oh nee, goed. Doeg.’ Stil staar ik voor me uit. ‘Heb je die olie nog nodig?’ ‘Nee, hier, sorry.’ Ik laat me achterover op mijn matje vallen.
Aan de rand van de dansvloer zie ik Amber staan. Achter een kereltje dat een kop kleiner is dan haar. Dan Amber op haar killer heels. Ze heeft een hand onder zijn shirt, de andere stevig op zijn kont. Ze kijkt me aan en knipoogt. Dan begint ze hem opnieuw te zoenen. Al doende draait ze meer mijn kant op. Ze is niet de enige met een stevige grip. Een arm stevig rond haar middel. De andere ongegeneerd onder haar rok. Ik gniffel. Voel een hand op mijn buik. Grabbelende vingers. Ik draai me om en druk me stevig tegen de donkere vreemdeling die eerder vanavond de eerste was om me een drankje aan te bieden. Hij is groot. Erg groot. Plagerig tilt hij me op. Zijn handen onder mijn billen. Ik sla mijn benen om hem heen en neem zijn hoofd in mijn handen. Moeiteloos vinden onze tongen elkaar. Aan de rand van de dansvloer is Amber in geen velden of wegen meer te bekennen. Ik sluit mijn ogen en schuif mijn handen onder het zwarte shirt van mijn scharrel.
‘Bladgoud’ is een vakantiefeuilleton in twaalf ongelijke delen. Een experiment met langere verhalen en verbanden om augustus mee door te komen. Zin in meer? Lees hier verder.