bankwerk

Musea zijn niet mijn domein. Ik houd enorm van mooie dingen, bijzondere dingen, het verhaal er achter. De drijfveer van de maker, maar vooral ook de kunst van het maken. De techniek. Geen reden om zo weinig naar het museum, een tentoonstelling of een expositie te gaan dus. Er is echter altijd wel een excuus voorhanden en dat is vaak jammer. Om dat een beetje goed te maken met mezelf, heb ik me afgelopen zondag eens van mijn beste kant laten zien.

Uiteraard zou ik mezelf niet zijn, wanneer de twee musea die ik heb bezocht gewoon open zouden zijn. Vrees niet, ik ben niet toegetreden tot het boevengilde, heb geen baantje aangenomen als nachtwaker, noch heb ik halsbrekende toeren uitgehaald om door een bemost dakvenster een glimp van de getoonde pracht tot mij te laten komen. Nee, ik heb mijn zondag besteed aan het bezoeken van enerzijds het nog in volle opbouw zijnde Industrieel Museum Zeeland in Sas van Gent en anderzijds aan een ultieme rondleiding door het nieuwe schilderijendepot van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Net voordat de ingrijpendste verbouwing in tijden de site tot minimaal 2017 onbereikbaar zal maken voor iedereen zonder bouwhelm en stalen neuzen. Twee totaal verschillende projecten. En toch.

De schaal der dingen. Daar begint zo’n historie mee. De tegenstelling tussen de stoffige fabriekshal die begin 2014 moet zijn omgetoverd tot een indrukwekkende tentoonstelling over verleden, heden en toekomst van de Zeeuwse industrie en de afgelikte, geklimatiseerde bovengrondse kerker midden in het pompeuze Antwerpse gebouw. Het één een ambitieus project van een schare enthousiaste vrijwilligers, het ander een broodnodige, miljoenen verslindende ingreep in een van de belangrijkste musea in zijn soort. Twee totaal verschillende dingen die mij terug brachten naar dat ene snijpunt. De techniek.

In Sas van Gent voert die techniek vooralsnog de boventoon. Geen verhaal nog. Geen samenhang. Een gebouw. Bijzonder in zijn omvang en geschiedenis. Mijlpalen in de ontwikkeling van de Zeeuwse industrialisering. Het prachtige stoomaggregaat van de A.C.Z. de Carbonisation. Lastransformatoren uit ver vervlogen tijden vormen een achteloos pad richting een areaal aan wondertjes der mechanisatie. Geen idee wat ze ooit hebben gedaan, maar de even ingenieuze als simpele werking heeft vooralsnog meer dan voldoende aantrekkingskracht. Voor nu, voor deze kleine preview. Het smaakt naar meer.

Het Antwerpse verhaal is wel af. Het is er een van oud en nieuw. Van reusachtige schilderijen die door teruggevonden langwerpige luiken in het plafond op ingenieuze wijze verzonken zijn in de verzegelde catacomben van het gebouw. Ver weg van het stof en de trillingen die de tweede fase van de renovatie teweeg zullen brengen. Van slimme wagentjes die aaneengekoppeld een magazijnrek vol onschatbare kunstwerken vormen. Geïnventariseerd, doordacht, leep en heerlijk mechanisch. Een schatkamer vol van de meest waardevolle doeken. Netjes gerangschikt. Nooit eerder zag ik zoveel beroemde schilderijen bij elkaar. Nooit eerder zag ik zo weinig van de schilderijen. Het verhaal achter de techniek voor een keer voor op de grandeur van de kunstwerken.

Twee totaal verschillende indrukken. Kunst versus mechanisatie. Mechanisatie als kunst. Ik denk niet dat ik de keuze zou willen maken, mocht ze mij ooit gesteld worden. Het nieuwe KMSKA zal in 2018 ongetwijfeld een parel aan de kroon zijn. Er zal gebouwd zijn, bezuinigd, beknibbeld en geschrapt, maar het publiek zal met open mond naar de oude meesters kunnen gapen, zoals het nu wakker ligt voor de opening van het Rijksmuseum. In de voormalige suikerloods van de eerste Coöperatieve Suikerfabriek zal de aandacht volgend jaar misschien iets minder zijn. Een ander publiek allicht. Of dat terecht is laat ik graag in het midden. Dat men met de beperkte beschikbare middelen het onderste uit de kan zal halen, daaraan waag ik mij niet te twijfelen.

grijsaard

Zwaaiende hamers. Doffe klappen. Beukende brekers, vergruizend steen. Zakken vol puin vinden hun weg naar buiten middels krakende ruggen en een steile trap.

Een vonkenregen in het halfduister. Een zware stalen balk vindt met vereende krachten zijn plaatsje waar eens een muur stond.

Tevreden gezichten. Pintjes in de deuropening. Regen die gestaag blijft vallen. Een blik in de spiegel verraad een dofgrijs kapsel. Daar is meer water voor nodig.

kerk of kans

Afgelopen zondag kwam ik het zonlicht tegemoet vanuit het Parijse metrostation Madeleine. Eenmaal mijn ogen aan het licht gewend waren, gaf ik ze de kost aan de bijzondere architectuur van de plaatselijke kerk. De immense zuilen. Het totaal gebrek aan vensters. Even moest ik denken aan de gevleugelde woorden van mijn vader; geef een fransman een stapel oude stenen en hij bouwt een kerk. Het deed me herinneren hoe beeldbepalend kerken zijn in onze westerse cultuur. Welk geloof je ook aanhangt of verkettert, de vaak eeuwenoude gebouwen vertegenwoordigen een groot deel van onze culturele identiteit.

Dorpen en steden zijn opgetrokken met een kerk als middelpunt. Er is krom voor gelegen, er is om gevochten en er is voor gevallen. In de mondiale maatschappij waarin wij nu leven is het instituut kerk als lokale bron van samenhang en saamhorigheid al lang naar de achtergrond verdreven. Godsdienstoorlogen worden uitgevochten in grotten, met dreigende taal en autobommen. De tijd dat op zondagochtend de kerk vol zat met godsvrezende mensen, die in de persoon van pastoor of dominee zijn onfeilbare spreekbuis op aarde zagen, is reeds lang voorbij. Kerkgebouwen blijven leeg. Staan te verkommeren, of zelfs op de nominatie om gesloopt te worden. Vanochtend ook weer zo’n verhaal, over een kerk hier in de buurt. Het bisdom heeft vanaf eind dit jaar geen functie meer voor het gebouw. Een geschikte overnamekandidaat lijkt onvindbaar. De gemeente doet een stap achteruit en zegt niet verantwoordelijk te zijn voor het behoud van het gebouw. En de enige die in het geweer lijken te komen, is een vereniging die het gebouw ziet als een exponent van een architecturale stroming waarvan er al veel te veel werk is verdwenen.

Wat bezielt ons? Wat bezielt een bisdom om haar identiteit zo te grabbel te gooien? Liever afbreken dan er een andere functie aan te laten geven. Is het te pijnlijk? Leggen kerkgebouwen met een nieuwe identiteit teveel de nadruk op de teloorgang van de macht? Wat bezielt een gemeente om zo laconiek te reageren op een voornemen tot sloop? Een beeldbepalende boom is tot in zijn wortels beschermd tegen kap of andere door de mens aangedragen gevaren. Maar een gebouw dat honderden jaren de spil van een gemeenschap is geweest. Dat een dorp of stad van heinde en verre herkenbaar maakt. Dat deel uitmaakt van onze volksaard, onze eigenheid, of we dat nu willen of niet. Dat laten we zomaar afbreken? Fietsen we in de toekomst onze ritjes louter nog op gps, in plaats van in de richting van de volgende kerktoren? Parkeren we liever voor nog maar eens een fantasieloos appartementencomplex voor senioren, in plaats van in de lommerte voor de pastorie?

Mij is het om het even wat er in een kerk gebeurt. Of er nu kinderen gedoopt worden, kunst geëxposeerd of lunches verorbert. Of er nu getrouwd wordt, gedanst tot in de kleine uurtjes of de liefde bedreven. Je breekt zo’n gebouw niet af. Je laat het staan, je koestert het, je zorgt dat het nog honderden jaren verder kan. Dat het de identiteit van je dorp of stad mede blijft bepalen. Met of zonder medewerking van het Vaticaan. Ik geloof in de geschiedenis. In mijn voorvaderen en alles wat zij hebben bereikt. In voor- en tegenspoed. In positieve en in negatieve zin. Ik geloof in een toekomst die deel uitmaakt van het heden en het verleden. En ik geloof vooral dat het gedachtenloos vernielen van ons cultureel erfgoed doodzonde is.