kopf

Trillend probeer ik mijn handschoen aan te trekken. Onderwijl mezelf moed in sprekend. Terwijl ik nog eens diep inadem overzie ik het schouwspel. De witte vlakte. Mijn opponent. Maagdelijk witte sneeuw zover het oog reikt. Omzoomd door statige sparren. Ingekaderd door toppen in wit en basalt. Ik recht mijn schouders. Kom overeind. Het mag niet moeilijk zijn.

Een jaar geleden deed ik hetzelfde. Als een tweede natuur. De houten klaas in mij één met het snowboard. De blik onvervaard, op snelheid de berg af. Onhoudbaar. Keer op keer. Tot ik een stukje miste. Een stuk van pakweg veertig minuten. Een kleine drie kwartier waarin ik wel zelfstandig de berg afdaalde, de restanten van mijn bril opborg in mijn jas. Honderduit ratelde tegen mijn gezelschap, telkens opnieuw hetzelfde. Ik ken het verhaal slechts uit overlevering. Ik was er niet ‘bij’.

Van tijd tot tijd komen ze terug. De duizelingen, de leemte blijft. Onaangekondigd. Van de ene op de andere dag. Nu ook. Al een dag of twintig. Is het stress gerelateerd? Botte pech? Wie zal het zeggen. Op de piste duizelt het me niet. Met de techniek zit het wel snor. De blokkade zit stevig tussen de oren. Vermomd als tegenzin. Als de absolute tegenpool van dat waar ik jarenlang een moord voor zou hebben begaan. Ik maak mijn binding los, schud de denkbeeldige sneeuwlast van mijn jas en step naar het liftje. De kramp negerend. Een eenmans zelfhulpgroep. Gewoon doorgaan als therapie. Nog één rondje. Misschien twee. En morgen weer. De berg ben ik zelf.

snorremans

Een maand geleden hing ik achterover in de stoel van een Amsterdamse barbier. Samen met 163 anderen, dat u niet meteen denkt dat ik een voorkeursbehandeling verdiend had of zo. Nee, ik had me zonder enige weerstand laten verleiden mijn weelderige baard op te offeren voor een goed doel. Een wereldrecordpoging, een shavedown als aanloop naar Movember, het grote snorrenkweekprogramma ten behoeve van de strijd tegen prostaat- en teelbalkanker. Gewoon, omdat wij mannen ook liever niet creperen aan de gevolgen van deze akelige ziekte.

Het idee was om samen met de mannen van de Windjammers, Soigneur en Het is Koers een korte rit te rijden die zou eindigen in de stoel van de man met de schaar. Dit boertje verdwaalde uiteraard hopeloos in de grote stad, maar ondanks alles was ik ruim op tijd om me het mes op de keel te laten zetten. Een zaal vol vreemden. De een met al wat meer gezichtshaar dan de ander. Wat in het geval van de aanwezige vrouwen niet meteen ongunstig bleek, maar dat uiteraard geheel terzijde. Veel enthousiasme ook. ‘Gaat ie er echt af?’ Niet bestaande vraag, die ik met graagte bevestigend beantwoordde. Voor het goede doel. En natuurlijk om eens mee te maken hoe het nou voelt om door een ander geschoren te worden. De lotions, de hete handdoeken, het glimmende lemmet van een ouderwets scheermes in de vaardige handen van een zwetende barbier die al een paar uur achtereen productie staat te draaien.

Daar sta je dan. Voor het eerst in ruim een jaar met een bloot gezicht. Grijnzend. Een klein beetje onwennig. Twee boze kleuters thuis, die een papa met een baard willen. Een vrouw die gruwelt bij het idee van een snor. Jaja, de offers die een man moet brengen. Die snor. Die vermaledijde snor. Wie A zegt enzovoorts. Na een paar dagen aarzelen gaat het mes er in. Weg met die drie dagen baard. Geen onzinsnorren van spaghetti, slagroom of potloden meer op Facebook. Het moet maar. Dat was de deal. Niet van harte, echt niet. Niet helemaal zuiver ook. De verleiding om de rest ook maar te laten groeien blijft de kop opsteken. Maar potverdrie mensen, het is voor het goede doel. Even doorbijten nog.

Morgen loopt Movember af en een ding is wel duidelijk, wanneer je er op let hoe hard zo’n snor nou eigenlijk groeit, dan is het resultaat maar droevig. Verwacht geen woeste knevel, geen volwaardige walrus, noch het uiterlijk van een diender met meer dan 40 dienstjaren. Maar het is een snor. Een beetje rossig, zoals altijd. Nog steeds niet helemaal in zijn definitieve vorm. Iets zegt me dat het experiment nog niet ten einde is. Maar daar draait het allemaal niet om. Het doel was het goede. Een mooi bedrag voor de strijd tegen kanker. Dus kom over de brug, doneer op mijn Mospace. Voor mij, voor mijn team, voor de snor, in de hoop dat ik de snor wereldkundig durf maken, dat de snor snel weer verdwenen zal zijn, maar vooral voor al het goede werk dat mijn en al die andere duizenden snorren kunnen financieren. Aarzel niet, Movember is bijna voorbij…

een liefhebbend geheugen

De 142 beste Nederlandse en Vlaamse sportverhalen van 1880 tot nu.’ De ondertitel van de herziene en uitgebreide versie van het in 2007 verschenen boek ‘Sport’ schept minstens zoveel verwachtingen als de nagenoeg bijbelse omvang van het boek zelf. Ruim duizend flinterdunne bladzijden zijn er nodig om de uitgebreide bloemlezing van Nederlandstalige sportverhalen te bundelen. De uitgebreide inleiding gaat diep in op het ontstaan van de georganiseerde sport in Nederland en Vlaanderen en dan met name de schriftelijke getuigenissen daar van. De invloed van het een op het ander. De groeiende interesse voor de beleving van Sport, en de daar soms op vooruit lopende ontwikkeling van het schrijven over sport in het bijzonder. Eén ding mogen we daarbij zeker niet over het hoofd zien van samensteller Arthur van den Boogaard, een goed sport-journalistiek verhaal is nog geen goed sportverhaal. In deze bundel dus geen voetbaluitslagen van de derde klasse amateurs. ‘Een goed sportverhaal is een goed verhaal’, lees ik in de inleiding. Een goed verhaal kan mij altijd boeien en dat heb ik geweten.

Vierendertig van de honderdtweeënveertig sportverhalen in dit boek gaan over wielrennen. In eerste instantie lijkt het dus een beetje flauw om me daar toe te beperken. Ik doe het toch. Wielersport heeft nu eenmaal verreweg mijn grootste interesse en laten we eerlijk zijn, wie volgt er nu HIK om een recensie te krijgen over tweeënvijftig voetbalverhalen? Fietsen dus. Ik lees over de opkomst en ondergang van Jaap Eden, leer over het genie van Pieter Daniël Moeskops, verbaas me over combines, geniet van de heroïek in de vroege uitgaven van de Tour de France. De stijl van de verhalen geeft een hint naar de periode waarin ze geschreven zijn. Namen beginnen mij pas halverwege de jaren vijftig wat te zeggen. Nog eens vijfentwintig jaar later wordt het tastbaar voor dit product van de bloemenkinderen. Zoetemelk, Hinault, de zo niet bij de koers passende uitstraling van Laurent Fignon. Daar beginnen de herinneringen. De herkenning. Dat laatste is misschien niet helemaal waar. Doorheen het hele boek, de hele geschiedenis van de wielerverhalen schemert een spoor van herkenning. Een aaneenschakeling van publiek geheim, het hart van de koers. De feiten zijn voor mij als lezer soms nieuw, het wezen van het wielrennen verandert er niet door.

In zijn inleiding belooft Arthur van den Boogaard ons paralellen, inzichten en kruisverbanden. Hij overdrijft niet. Naarmate je als lezer vordert in het boek beginnen er dingen op hun plek te vallen. Onbedoeld, het boek is immers samengesteld uit een grote hoeveelheid losse verhalen door even zoveel schrijvers. Het beeld dat ontstaat, geeft je als lezer langzaam het gevoel een kijkje te mogen nemen in de sportwereld van de afgelopen pakweg honderddertig jaar. Het knappe van dit boek is de manier waarop je uiteindelijk het gevoel krijgt dat het niet langer om louter wielrennen gaat. De mores van de tijd, de ontwikkeling van het collectieve denken. De voors en de tegens van het wielrennen, van sport tout court. De ongebreidelde liefde voor de sport en de angst voor de wereld die het heeft geschapen. Alles komt samen en gaat tegelijkertijd zijn eigen weg. ‘Een liefhebbend geheugen corrigeert’, heb ik op pagina 776 gezien. Ik zal het boek opnieuw moeten lezen. Helemaal. Zelfs die tweeënvijftig verhalen over voetbal. ‘Sport is sport en niet iets anders.‘ Het staat er echt. Misschien is het waar, maar onze recente geschiedenis zou een heel stuk minder spannend zijn zonder Sport.

 

Op vraag van wielerblog Het is Koers schreef ik bovenstaande recensie van het vandaag uitgekomen boek Sport van auteur/samensteller Arthur van den Boogaard. Uitgegeven bij Uitgeverij Nieuw Amsterdam.