piemelnaakt

Het leuke van sociale media als Facebook en Twitter is de aandacht die je als aandachtsgeile moderne mens krijgt van volslagen vreemden. Mensen die menen ergens in jouw profiel een aanknopingspunt te hebben gevonden om een plaatsje in jouw wereld op te eisen. Daar zitten al eens interessante contacten tussen. Leuke. Vreemde.

Zo is de huidige nummer drieënzeventig in mijn lijstje van volgers op Twitter een organisatie met de weinig inspirerende naam @wnbr_nl. Het duurt niet lang om te achterhalen dat die lettercombinatie een afkorting is voor het al veel meer tot de verbeelding sprekende ‘World Naked Bike Ride’. Een wereldwijd initiatief dat sinds 2004 jaarlijks, en ik citeer, de straat terug op eist voor de mensen die er leven en zich op eigen kracht (lopend, fietsend, etc.) voortbewegen, en protesteert op een ludieke wijze tegen de overheersing van de straat door auto’s en ander gemotoriseerd verkeer. Saillant detail daarbij is uiteraard de oproep om dit zo schaars gekleed mogelijk te doen. Maar dat had u vast al begrepen uit de weinig verhullende naam.

Nou mag ik van tijd tot tijd graag een stukje fietsen. Heb ik al wel eens een artikeltje gepubliceerd op hetiskoers.nl en kijk ik al uit naar de start van de Tour de France volgende week, maar over het algemeen ben ik toch eerder genegen mijn fietskleren aan te houden wanneer ik mij op straat begeef. Mijn voorkeur voor ligfietsen maakt het hele idee van fietsen in de blote flikker nog net even onthullender. Daar ga ik verder geen tekening bij maken. Ik ga er van uit dat de mensen achter @wnbr_nl mij gewoon aardig vinden en vooral mijn stukjes appreciëren. En hé, wie ben ik dan om daar niets tegenover te zetten?

Het zegt me wel wat, het idee achter de Ciclonudista. Achter het uiten van de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam in het hedendaagse verkeer. Achter het gemak waarmee we zonder daar voldoende bij na te denken onze leefwereld laten overheersen door koning auto. Door de verpersoonlijking van de individuele vrijheid. Door het dodelijkste wapen ooit bedacht. Nee, dat is niet waar, zo is het niet bedacht. Dat is het geworden. Door de betekenis die we er met zijn allen aan zijn gaan geven. De noodzaak die er uit is voortgevloeid. De afhankelijkheid.

Laat ik er geen doekjes om winden, ik houd van auto’s. Ik fiets graag, houd van het afzien, de rust van het eeuwig blijven malen. Het stoempen tegen de wind. Het vervloeken van mijn keuze voor de fiets, wanneer mijn lijf hapt naar lucht en vliegen. De techniek van een automobiel, en dan vooral van een echte. Zo’n ouderwetse, waar je nog bijna kunt horen welk onderdeel wat doet. Waar je de benzine nog ruikt en de hitte van het mechanische hart je voeten verschroeit. Dat is wat mij bekoort aan de auto. En uiteraard, net als iedereen, het gemak waarmee je afstanden af kunt leggen zonder echt afhankelijk te zijn van iemand anders.

‘She was drivin’ down on mainstreet with nothing but the radio on.’ Wie was het ook alweer die dat zong? Dat ene prikkelende zinnetje uit een radiohitje van lang geleden. Misschien net zo prikkelend als het idee om het comfort van het wielerpakje af te gooien en voor een dag in het jaar een vuist te maken tegen de vanzelfsprekendheid waarmee het gemotoriseerde verkeer de dienst uit mag maken op onze straten. Je gaat er over nadenken. Of je wil of niet. Over waar de grens ligt. Wat mijn eigen drijfveer zou zijn om wel of niet mee te doen. Over de sociale druk. Toch over wat een ander er van zou vinden. Ik weet niet of het schaamte is, daar heb ik niet zoveel van. Of het decorum is. De angst om veroordeeld te worden voor het uiten van een mening. Gewoon schijterigheid.

Aanstaande zaterdag stappen in Amsterdam en tal van andere steden wereldwijd hopelijk vele moedige mensen op de fiets. Sommigen plompverloren bloot. Anderen wat voorzichtiger. Als we het wereldwijde web mogen geloven, zal het als vanouds een palet van vreemde vogels zijn. Rimpelige heren met magere billen, volslanke dames met haar daar waar het wellicht niet echt modieus is, beschilderde borstjes, gestringde billen, pluimen en veren op plaatsen waar ze horen. Ik zal er niet bij zijn dit jaar. Ik durf niet en heb gelukkig wat anders te doen. Laat deze column mijn bijdrage zijn om aandacht te vestigen op dit ludieke initiatief.

fluistereenden

Zonder de koppeling aan te raken rijd ik weg. Een lichte schok en dan gaat het opvallend soepel verder. En door. Zonder te schakelen. Zonder horten of stoten. Voorzichtig. Het is donker. Onbekende stad, vreemde auto, avondspits. Geen ideale omstandigheden om iets nieuws te proberen, maar wat ben ik blij dat ik hier nu zit. ‘Even afstand houden en dan vol op het gaspedaal.’ We schieten vooruit. Back to the future. In een fluistereend.

19 (Kopie)

 

Geen Delorean, geen deeltjesversneller. Een ordinaire Deux Chevaux. Een Eend. Niet zomaar een Eend natuurlijk. Nee, dit is een Transat, een speciale serie in wit met blauwe belijning. Op zich al een opvallende verschijning, maar bij het exemplaar van Leen de Bodt zit de grootste verrassing onder de motorkap. Geen luchtgekoeld tweecilindertje, maar een flinke elektromotor. Geen wirwar van kartonnen verwarmingsslangen, maar een ordelijke spaghetti van uit de kluiten gewassen oranje stroomkabels. En daar bovenop misschien wel het belangrijkste onderdeel, de zwarte doos, de regeleenheid.

Voor ons rijdt Ruben Stern in zijn Eendje. Twee decennia ouder, maar net zo innovatief als deze. De eerste twee in serie gebouwde volledig elektrisch aangedreven eenden. De hele mallemolen van de RDW is doorlopen en de gebruikte techniek is erkend als een serieproduct. Een doorbraak in Nederland. Erkenning voor de makers, die de bureaucratie en de barrière van de internationale regelgeving voor lief namen om hun droom te verwezenlijken. Een elektrische Eend. Al het goede van de Deux Chevaux onder een vette laag toekomstmuziek.

Het resultaat mag er zijn. De vele mappen met documentatie, berekeningen en argumentatie, de zenuwslopende keuring en het lange wachten zijn bekroond met twee verse kentekens. En het staat er echt op, ‘Brandstof: Elektriciteit’. De taalkundige misser die dit met zich meebrengt zien we voor een keer door de vingers, hetgeen de oprichters van Traction Electrique (Leen de Bodt, Ruben Stern en Jos van Oosten) hier hebben gepresteerd is ongekend.

Ik zal het meteen al toegeven, ik was sceptisch. Ik houd van de Eend. Het ongekende veercomfort, het hangen in de bochten, het klapperen van de carrosseriedelen. Het ongegeneerd uren gierend volgas rijden. Wat blijft daar van over als je het hart eruit snijdt? Als je dat heerlijke fluitende tweecilinder boxertje vervangt door een zielloos elektrisch apparaat? Nou, meer dan je denkt.

Goed, het vibreert allemaal wat minder. Horen en zien vergaat je niet langer zodra je het gaspedaal beroerd, maar wie denkt dat zo’n fluistereend in alle stilte zijn werk doet heeft het mis. De originele versnellingsbak bleef behouden en blijkt op zichzelf een groot deel van het karakteristieke jankende Deux Chevaux geluid te produceren. De deuren kieren als vanouds, de raampjes slaan op hun eigen tempo open en dicht en het geklapper van de onovertroffen wielophanging is nog altijd aanwezig. En dat motortje, tja, weet je, de gretigheid waarmee dit batterijspeeltje aan het gaspedaal hangt is zo verslavend dat je het bijna zou vergeten.

Willen we er een? Ja en nee. Ja, want het concept is geniaal. In zijn eenvoud misschien, maar niet in de laatste plaats in de tot in de details doorgedreven uitvoering. De originele brandstofmeter die desgewenst de staat van het accupakket doorgeeft is er daar maar een van. Het werkt en het werkt goed en overtuigend. Toch ook een nee. Mijn ratio spreekt me tegen, maar mijn hart blijft toch hunkeren naar dat benzineluchtje. De oliedampen en het geraas. Het geeft meteen aan hoe persoonlijk een dergelijke keuze is. Eigenlijk wil ik helemaal niet kiezen tussen het origineel en de toekomst. Doe ze maar alle twee.

 

Deze impressie is geschreven voor de voorpagina van Citroen-Forum.nl Het grootste merkgebonden internetforum van Nederland. Copyright foto Martijn van Well.

soepkip

Een weekendje onder mannen. Paar oude barrels. Honderden kilometers voor de wielen. Veel grootspraak over drank en onbekende vrouwen. Een onverklaarbare drang naar de lucht van hete race-oliën en verschroeid rubber. Einddoel de historische races in het stadscentrum van het Franse Angoulême, het Circuit des Remparts, op zondag.

We zijn er nog niet. Morgen vertrek van de eerste delegatie. De trage brigade. De slome duikelaars. De ronduit relaxten. Wij. Een auto van bijna zestig jaar oud. Een voorraad roze koeken en, niet te vergeten, een thermoskan soep. De interne mens moet tenslotte goed voorbereid zijn op een lang weekend voorgenomen losbandigheid. Het geeft iets huiselijks, iets ouderwets, zo’n thermosfles. Precies de juiste toonzetting. Nu nog een oranjebruin klapstoeltje.