bladgoud 3

Ik probeer mijn jurk zo onopvallend mogelijk omhoog te trekken. De hele wereld kijkt naar mij. Niemand ziet me. De harde muziek dreunt over alles en iedereen heen. De cocktail in mijn hand is mierzoet en niet te zuipen. Van wie heb ik die eigenlijk ook alweer gekregen? Stroboscooplicht verandert alles om me heen in zenuwachtige mime-poses. De dansende menigte is een grote roboteske beweging. Daar is Amber. Denk ik. Nee, toch niet. De wereld krijgt weer kleur. Fel en draaiend. Zwierend, verblindend. ‘Sta niet zo aan je jurk te hijsen!’ Amber! ‘Waar was je nou?’ ‘Kom’, is het enige antwoord, ‘ik moet piesen’.

‘Wat een geweldige tent’, klinkt het vanachter het halve deurtje, over de doffe basklanken die tot in de catacomben doordringen. ‘Ik had nooit naar je moeten luisteren’, zeur ik, ‘die shitjurk blijft niet zitten, ik had gewoon een bh aan moeten doen. Strapless is niets voor mij, mijn tieten zijn te klein’. Ik rommel wat in mijn tas op zoek naar mijn make-up. ‘Loop niet zo te zeiken schat. Trek deze aan en teken een lach op dat zure gezicht. Ik wil weer dansen.’ In de spiegel zie ik Amber in het deurgat van haar wc-hokje. Poedeltjenaakt op haar veel te hoge hakken. Een triomfantelijke blik die ik  niet van haar ken. Een lichamelijke vrijheid die nog verder van haar dagelijkse verschijning af staat. Terwijl ik me lachend naar haar omdraai, ratelt ze maar door. Tegen mij, tegen zichzelf, tegen iedereen die het horen wil. ‘Je hebt gelijk’, hoor ik haar zeggen, ‘het is geen gezicht die witte toeters’. Ze knijpt in haar borst. ‘Wat heb jij gezopen?’ Ze negeert mijn vraag, staat te springen op haar hakken, het witte jurkje in haar hand. Ik weet zeker dat ze ondergoed aanhad toen we weg gingen. Ik heb haar nog gepest dat haar tanline meer aftekende onder haar jurk dan haar zwarte string. Ik wil haar er naar vragen, maar ze geeft me de kans niet. ‘Geef me dat onding dan’, gilt ze, terwijl ze aan mijn jurkje begint te trekken. ‘Doe niet zo preuts, de halve wereld heeft jou al in je blote kont gezien!’ Snel stap ik uit het jurkje. Opgelaten. Opgewonden ook wel. Een beetje. Deze situatie is te debiel voor woorden. ‘Kijk mensen, haar kont is wel bruin’, staat Amber te oreren tegen een niet begrijpend publiek. Ik gris het witte jurkje uit haar handen en trek het aan. Het is nat en plakkerig. Zweet en bier. In de spiegel zie ik dat ik hoge ogen had kunnen scoren in een wet-t-shirt-verkiezing. ‘Als ik grotere borsten had gehad’, denk ik er onwillekeurig achteraan. Krijsend, als een varken dat naar de slachtbank wordt geleid, ligt Amber op de natte vloer van het toilet. Mijn jurkje rond haar enkels. Gestruikeld over haar eigen zatte benen. Ze komt niet meer bij van het lachen. Raakt niet overeind op haar hakken. Ik reik haar de hand en sleur haar omhoog. Wankelend hijst ze het jurkje over haar tieten. ‘Blijft prima zitten’, wauwelt ze. Ze wrijft wat door haar haar voor de spiegel en ik trek de jurk omlaag over haar billen. ‘Ow’, is alles wat ze zegt. Even valt ze stil. Kijkt nog eens goed naar zichzelf. ‘Kom schat, we gaan. Ik moet dansen.’

‘Wil je nog iets van me drinken?’ Ik denk dat ze haar glas omhoog houdt als teken dat ze er nog wel zo een lust. Wanneer ik terugkom met de drankjes is ze verdwenen. Zeker even naar het toilet. Tien minuten later geef ik het op. De cocktail is intussen warm en de helft is er in het gedrang al overheen gegaan. Mijn hand plakt en mijn witte broek vertoont blauwgroene vlekken. ‘Voor jou tien anderen’, denk ik gelaten.

Ik wurm me een weg van de dansvloer tussen een groepje laveloze Engelse bimbo’s door. Kleffe drankjes vermengen zich met mijn zweet terwijl ik iets van ‘sorry’ mompel. Hier is iets meer lucht. Ik kijk verlaten om me heen. Voel me ook zo. Maar ook opgelucht. Die engerd zie ik niet meer. Op de overvolle dansvloer heeft hij me niet terug kunnen vinden. Mijn hoofd draait van de drankjes die hij me heeft gevoerd. Ik wil naar buiten. Weg uit de gekte. De nacht is zwoel, maar vergeleken bij het inferno daarbinnen is het hier zalig. Ik laat mezelf in het zand ploffen en sla mijn armen rond mijn benen. Heel langzaam kom ik weer een beetje bij mijn positieven. Trekt de fluittoon weg uit mijn oren. Achter mij de drukte van het nachtleven, voor me het kalme ruisen van de zee. Een stukje naar rechts rent een groepje gillend het water in. Dan wordt het weer betrekkelijk stil.

Ik weet niet hoelang ik hier gezeten heb. Moeizaam krabbel ik overeind in het mulle zand. Klop het zand van mijn benen. Het plakt tussen mijn billen. Waar heb ik mijn schoenen? Hier. Amber is in geen velden of wegen te bekennen. Het strand is stil geworden. Hier en daar een groepje uitgetelde feestvierders of een vrijend stelletje. Niemand die nog acht slaat op een eenzaam meisje langs de waterlijn. Langzaam slenter ik door het natte zand in de richting van de camping. Lekker met mijn blote voeten in het zand. Nu en dan het frisse water dat rond mijn enkels spoelt. Ik voel me vies. Mijn haar stinkt naar drank en sigaretten. ‘Lekker twee weken samen op stap Vero. Wij tweeën. Even geen venten meer.’ Ze kan het lekker uitleggen. Amber. ‘Ik wil nooit meer een vent’-Amber. Te vaak bedrogen, te vaak belogen. Afgezworen. Geen idee waar ze is. Het boeit me niet. Nu niet. Niet meer. Morgen komt ze wel weer ergens opdagen. Ik wil naar mijn bed. Een douche. Mijn kussen. Er loopt een eenzame traan over mijn wang.

 

‘Bladgoud’ is een vakantiefeuilleton in twaalf ongelijke delen. Een experiment met langere verhalen en verbanden om augustus mee door te komen. Zin in meer? Lees hier verder.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.