De man in de spiegel lacht. Een volwassen man met een strooien hoed op zijn knar. Perfect. ‘Ik neem hem.’ Ik reken af en zet de hoed goed op mijn hoofd. Nog een keer kijk ik in de spiegel. Een vermoeid gezicht kijkt terug. Het gezicht. De ogen stralen. Van onvermoede energie.
Het wordt langzaam drukker op het marktje. De toeristen arriveren. Moeders met kinderwagens. Hippies met rugzakken. Gezinnen met tegenzin. Ik maak dat ik weg kom. In een kleine kroeg in een nog kleiner straatje drink ik staand aan de bar een Cortado. Twee jonge lokale vrouwen spreken schande van de toeristen. Vanochtend lag er weer zo’n slettenbak op het strand haar roes uit te slapen. Voor Jan en alleman met alles te koop. Alleen een rokje had ze aan, maar waar dat hing wil je niet eens weten… Het meisje achter de toog herkent me niet. Niet meteen. Ik geef haar een fooi en ga de straat weer op. Rustig. Op mijn gemak wandel ik door de stilste straatjes. Kalm. Innerlijk verteerd door een nieuw soort onrust. Aan het einde van dit straatje kom ik uit in een winkelstraat. Ik kijk naar links, omdat ik weet dat ik daar, tussen de hoge huizen door, net de witgekalkte kerktoren kan zien. Tien voor negen. Mijn hart maakt een sprongetje. Met tegenzin verlaat ik de betrekkelijke stilte van de zijstraatjes voor de drukkere winkelstraat. Her en der lossen bestelbusjes en kleine vrachtwagens hun lading. In de restaurants wordt driftig geschrobt en gepoetst. Voor de vele kleine boetiekjes worden de rekken met kleurige zomerniemendalletjes het trottoir op gerold. De winkelstraat mondt uit op de strandpromenade. In de schaduw van de palmbomen vervolg ik mijn weg naar rechts. In de richting van het uitgaanscentrum. Bekende pad. Verkeerde uur.
Juan kijkt me niet begrijpend aan. Mijn metamorfose is hem niet ontgaan. Pas nu ik mijn hoed heb afgezet dringt het echt tot hem door. ‘Goedemorgen mijnheer Ronald, ik had u niet herkend.’ Ik glimlach en knik. ‘Is de tafel in orde?’ Juan knikt op zijn beurt. ‘Natuurlijk mijnheer Ronald, natuurlijk.’ Hij gaat me voor naar het promenadeterras. Dit hotel heeft het mooiste terras van de hele stad. Het verheft zich als een brug boven de strandpromenade. Een uitgestoken tong op pilaren. Ongestoord uitzicht op het strand en de Middellandse Zee. De baai waar het stadje omheen gegroeid is. Nog steeds groeit. De bedrijvigheid van de boulevard. Het mierennest op het strand. Het kris kras krioelen van de bootjes op het water. Hierboven ben je Heer en Meester van dit alles. Verheven boven de drukte van alledag. Juan schuift mijn stoel naar achteren om me te laten plaatsnemen. Ik begroet mijn tafelgenote met een kus op haar wang. Mijn hoed valt op de grond. Juan duikt er meteen achteraan. Ze lacht. ‘Heb je je vermomming afgeworpen?’ Ze verbaast me, deze vrouw. Altijd weer. Zoveel wijzer dan eender welke andere vrouw die ik ooit heb ontmoet. Wijzer? Nee, bijdehanter, vlotter, pienterder. Een opmerking van haar gaat altijd een laag dieper dan je denkt. Lorna staat op om me drie zoenen te geven. ‘Gefeliciteerd Ronnie’. Ook hier weer. Dieper dan ik kan bevatten.
Toen ik anderhalf uur geleden onder de douche stond was mijn hoofd leeg. Mijn leven was leeg. Een leeg appartement. Een leeg bestaan. Het water kletterde uit de regendouche en het enige dat ik kon horen was galm. Eindeloze galm. Het duurde even voor het tot me doordrong dat de eindeloze leegte een opkomende kater en een fluitend oor als aardse tegenpool had. Terwijl ik daar zo stond, flitsten mijn gedachten door de gebeurtenissen van de uren daarvoor. In willekeurige volgorde. Met willekeurige betekenis. Een beeld bleef terugkomen. Lorna. Stralend in de deuropening van de discotheek. Haar woorden als een echo. ‘Ga je al weg?’ Drie berichten later had ik het antwoord wat ik nodig had. ‘Negen uur is OK, ik heb geen cadeautje.’
Ze houdt mijn handen vast en doet monsterend een stapje achteruit. ‘Wat zie je er uit’, zegt ze lachend, ‘Is dit jouw manier om een meisje het hof te maken?’ ‘Naast een vrouw zo mooi als jij is elke vent een boer op klompen’, riposteer ik haar goedbedoelde sneer. ‘Ouwe charmeur.’ Ze probeert zich van me los te maken, maar ik houd haar linkerhand vast. ‘Laat me eens zien wat mij hier zo in de schaduw zet’, glimlach ik, terwijl ik haar ronddraai als een ballerina. Haar eenvoudige witte jurk zwiert in het rond. Precies de juiste balans met haar zongebruinde huid. Allesbedekkend. Nietsverhullend. Tijdloze klasse. ‘Gekkie’, giechelend laat ze zich in haar stoel ploffen. Juan schuift de mijne aan terwijl ik ga zitten. ‘Ontbijt voor twee?’ ‘Ontbijt voor twee.’ Lorna kijkt over de baai. Terug naar mij. ‘Dit is werkelijk waar de mooiste plek van de stad om een meisje op een ontbijt te trakteren. Dankjewel.’ Ik kijk haar aan, ‘dank jij wel. Dat je wilde komen. Dat je met dit ouwe vel een glas wil drinken op zijn verjaardag.’ Ze zegt niets. Kijkt opnieuw uit over de baai. ‘We worden te oud voor de onzin Ronald.’ Ze zwijgt. Ze zegt meer dan een vermeende spellingsfout kan bedoelen. Juan brengt champagne. Zijn collega serveert ons ontbijt.
‘Met hoeveel meisjes heb je deze zomer al ontbeten?’ De vraag overdondert me een beetje. ‘Nee, niet antwoorden. Het is retorisch bedoelt. Ik bedoel, waar ben je mee bezig. Waar zijn we mee bezig? Elke dag een ander liefje. Altijd op jacht. Die illusie van schoonheid. Van jeugd.’ Ik sputter tegen. ‘Jij bent nog immer beeldschoon’. ‘Een oud vel gemarineerd in dure crêmes. Ons leven is een groot feest Ronnie, maar ons lijf wil op tijd naar huis.’ Plots ziet ze er moe uit. Voel ik me moe. Veertig jaar. Eeuwig vrijgezel. Feestbeest. Mijn kooi altijd open. Met stomheid geslagen kijk ik voor me uit. Niet zomaar voor me uit. Naar Lorna. Beautiful Lorna. Ze zegt niets meer. Alles is gezegd. Ze wenkt Juan. ‘Juan, we zijn moe. Laat de koffie maar zitten, we willen graag een suite. Met zicht op zee.’ ‘Si sênora.’ Juan buigt als een knipmes en verwijdert zich van de tafel. Lorna kijkt me aan. ‘Goed?’ ‘Goed.’
Ze staat voor de open deur naar het balkon en kijkt uit over de baai. Haar handen in haar nek. ‘Kun je mijn rits even openmaken?’ Voorzichtig trek ik het fijne ritsje tot beneden toe open. Met een vinger volg ik de weg terug over haar naakte rug. Weifelend. Zenuwachtig als een puber die voor het eerst een bh-sluiting los probeert te maken. Lorna draait zich naar me toe. Laat haar jurk van haar schouders op de grond glijden. Haar volle borsten fier vooruit. Haar buik strak en afgetraind. ‘Oud vel mijn voeten’, denk ik bij mezelf. Lorna trekt mijn T-shirt over mijn hoofd en gooit het op de vloer. Ze trekt het strikje uit het koord dat mijn short omhoog hoort te houden. De broek blijft hangen achter mijn opkomende erectie. Plagerig steekt ze een hand achter mijn broeksband. ‘Nog meer stoppels’, giechelt ze, voordat ze de broek over mijn dijen naar beneden trekt. Ze doet een stap terug, struikelt bijna over de dorpel van de balkondeur. ‘Oud vel mijn voeten’, zegt ze hardop, zonder haar zin af te maken. Ik schiet in de lach. Lorna kijkt me niet begrijpend aan. Draait zich om en loopt verder het balkon op. Haar armen in de lucht. Zo blijft ze een minuut staan. Vast en zeker met haar ogen dicht. Ik houd de mijne open. Niet van haar af te houden. Van haar gespierde kuiten tot de putjes in haar billen. De smalle rug, haar lange ravenzwarte haar. Het silhouet van een godin. Ze komt naar me toe en drukt zich tegen me aan. Een eerste zoen. Een tweede. Een extra lange. ‘Kom’, zegt ze zacht en trekt me naar het grote bed. Ze schopt de lakens op de grond en duwt me ruggelings op het bed. Ik nestel mijn hoofd in het kussen. Lorna vlijt zich tegen me aan. Haar rechterbeen over mijn benen. Haar hoofd op mijn borstkas. ‘Welterusten Ronnie, lieve Ronnie. Eerst slapen.’ Ik geef haar een zoen op haar hoofd. ‘Welterusten Lieve Lorna, mooie Lorna. We hebben nog een heel leven over.’
‘Bladgoud’ is een vakantiefeuilleton in twaalf ongelijke delen. Een experiment met langere verhalen en verbanden om augustus mee door te komen. Zin in meer? Lees hier verder.