zondigochtend

Uit de rij bij de bakker kniel ik naast het meisje dat giechelend op haar buik over de koude stenen vloer kruipt. Niet van plan zich op te richten en braaf bij papa te blijven staan. Nog half verdoofd van de te korte nacht pak ik haar zuchtend op. Geen gevecht dit keer, ze laat het zich lachend welgevallen. Bang mijn evenwicht te verliezen in de overvolle winkel richt ik mij langzaam terug op, het kind wriemelend op mijn arm. De jonge vrouw vlak voor me trekt een vriendelijk bedoelde grimas. Voor haar is het ook nog vroeg, zoveel is wel duidelijk. Terwijl ik het kind herschik op mijn arm en iets bijdehand bedoeld terug mompel tegen de wat oudere dame achter haar, die me ondertussen een blik toe werpt als weet ze zeker dat ik zometeen haar plaatsje ga proberen inpikken, blijven mijn ogen onwillekeurig even hangen bij de borsten van de eerste. Staar ik? Nee, het was een voorbijgaande blik. Een korte observatie. Terug op mijn plaatsje in de rij wacht ik verder op mijn beurt. Drie plaatsen voor me de frisse gestalte in een overduidelijk inderhaast aangeschoten combinatie. Ze heeft mijn aandacht. Het warrige blonde haar dat achteloos over haar strakke witte trainingsjack valt. De totale wancombinatie van de stoere bruine laarzen met het simpele lichtgrijze tricot jurkje, dat tot halverwege haar blote bovenbenen valt, contrasteert scherp met de opgedirkte zondagse dames, die zo vroeg op de ochtend de rest van de winkel vullen.

Ze wil weer op de grond. Niet langer op papa’s arm. Maar dan blijf je wel hier bij me staan. Haar hoofdje tegen mijn rechterbeen. Ik schuif wat verder in de richting van de kassa. Het kind sleept zich met me mee. Volgens mij heeft ze gewoon haar nachthemd nog aan. Verklaard ook meteen de vermoedde bh-loze borsten onder het trainingsjack. Zo uit bed, jack aan, laarzen aan, eerst even ontbijt halen. Ontbijt op bed voor haar en haar vent. Ze zakt door haar knieën om een papiertje op te rapen dat uit haar overdreven grote portemonnaie is gevallen. De grijze tricot spant zich rond haar stevige billen. Ik denk wat putjes te ontwaren. De oudere dame stapt weer in mijn blikveld en geeft haar bestelling door. Echt zo uit haar bed. Mijn meisje maakt zich los van mijn been en loopt naar de toonbank. Haar blonde kopje vlak naast een zongebruind been. Hoe kan ik er dan naast kijken. Beetje hoekige billen. Passen niet bij de rest van haar ronde vormen. Mijn kind kijkt omhoog naar de onbekende naast haar. Die buigt zich een beetje naar haar toe om te verstaan wat er gebrabbeld wordt. Mijn ogen zoeken naar onderbroeklijntjes. Mijn hersenen naar beheersing. Mijn dochter haar papa. ‘Dag schatteke.’ Een aai over haar bol. Een restant van de glimlach voor mij. Zacht en warm ruist ze langs me in de richting van de deur. ‘En voor mijnheer?’

alle wegen

In een land niet zo heel ver hier vandaan ligt een weg. Een mooie brede weg. Met veel rijstroken en steeds meer mooie kunstwerken, zoals ze dat hier bij Rijkswaterstaat zo mooi kunnen omschrijven. Viaducten, op- en afritten, voor ons eenvoudige burgers. Zo’n weg heeft onderhoud nodig, dat spreekt voor zich. Zeker in het land niet zo heel ver hier vandaan, waar het wegdek een zekere reputatie heeft op te houden. Dus worden er reflecterende paaltjes gezet. Betonnen blokken. Lichtgevende pijlen om de passerende automobilisten tijdig de juiste rijbaan te doen kiezen. En een soort van bewegwijzering. Een soort van, je leest het goed. Een pastiche. Beter kan en wil ik het niet omschrijven.

Alle wegen leiden naar Rome. Of naar Parijs, als je in Frankrijk blijft. Maar soms, je hebt van die dagen, hoef je gewoon niet zo ver van huis. Op dat soort momenten is het erg prettig dat je gewoon kunt kiezen uit een brede waaier van richtingen. Een overrompelend doch uitermate handig aanbod van te bereizen gehuchten, dorpen en steden. En uiteraard van alles daar tussenin. Kortom zo hier en daar een wegwijzer die je de goede kant op wegwijst. Nu is dat laatste in het land hier niet zo heel erg ver vandaan al geen wet van Meden en Perzen, maar zodra er wegwerkzaamheden in het spel komen, krijgt het geheel bijbelse proporties. Laat ik het zo stellen, wanneer de specialisten die verantwoordelijk zijn voor deze omleggingen in oud-testamentische tijden hadden geleefd, dan had Mozes mooi voor joker gestaan met zijn instant Flevopolder-act.

Willen jullie een voorbeeld? Ja, jullie willen een voorbeeld, ik zie het wel. Die mooie weg waar ik het over had. Die brede. Die is dus voor een deel afgesloten, waardoor het verkeer in beide richtingen nu over de zuidelijke rijbaan wordt geleid. In dit geval ter hoogte van afslag 12, Moerbeke. Let op, dit is een belangrijk detail. En niet alleen omdat deze afslag cruciaal is in het bereiken van mijn woonplaats vanuit de richting Antwerpen. Dat laatste kan nu dus even niet. Dat is lastig, maar niet onoverkomelijk. Als je het op voorhand weet. De volgende afslag nemen is namelijk een veel minder handige optie. Gelukkig heeft de firma die aan het begin van de werkzaamheden zo trots een bordje heeft geplaatst dat zij verantwoordelijk zijn voor de signalisatie de aanwezigheid van afslag 12 volledig genegeerd. Maar dan ook echt volledig. Een verwijzing dat de afslag afgesloten is voor of ter hoogte van afslag 11? Vergeet het maar. Helemaal niets. Sterker nog, ter hoogte van de plaats waar het verkeer de andere rijbaan op wordt geleid heeft men zelfs niet de moeite gedaan om de bestaande bewegwijzering af te kruisen. Tot het laatste moment blijf je dus hopen dat je er toch nog af zult kunnen. Een paar flinke betonblokken brengen je op het laatste moment wel op andere ideeën.

Niet best zul je denken. Niet handig, maar wel gevaarlijk. Ja, en toch ben ik ergens wel blij dat ze de moeite niet gedaan hebben. Aan de lokale kant heeft men namelijk wel werk gemaakt van een omlegging. Kom je uit de richting van mijn woonplaats, dan word je ter hoogte van de op- en afrit op de hoogte gebracht van de onmogelijkheid om de snelweg in de richting van Knokke te nemen. Dat klopt, er staat ook een mooi hek voor de betreffende afslag. Er staat zelfs bij dat je geacht wordt rond te rijden via afslag 11, Kemzeke. Aardig van ze. Flink eind om, dat wel, maar een eenvoudiger of korter alternatief kan ik zelf ook niet bedenken. Dus vervolg je je weg over het viaduct, om aan de zuidzijde van de snelweg met het toppunt van verwarring te worden geconfronteerd. Op de rotonde die het verkeer in goede banen moet leiden is de standaard wegwijzer richting Moerbeke aangevuld met een tijdelijk bordje Knokke. Logisch. Gelukkig zie je dan net op tijd dat er voorbij de afslag naar Moerbeke nog een staat. Voor Knokke moet ik dus nog even verder rondrijden. En ja hoor, twee afslagen verder staat er inderdaad nog eentje. Samen met een tijdelijk bordje voor, jawel, Moerbeke. Kunt u nog volgen, waarschijnlijk niet, maar wat ik wil zeggen is dat er dus een bord staat dat je naar het zuiden stuurt, de goede richting, en een tweede dat je naar het noorden stuurt, terug naar waar je vandaan kwam. En dat is dus de verkeerde kant op. Zit daar een logica achter? Ik denk het wel. Het probleem is namelijk dat aan de noordkant van de snelweg een klein dorp ligt met de naam Kruisstraat. Kruisstraat valt onder de gemeente Moerbeke. Nou is het tegenwoordig zo, dat kleine kernen in het land hier niet zo heel erg ver vandaan aangeduid worden als wijk van de hoofdgemeente. De bebouwde kom van Kruisstraat wordt dus aangeduid met Moerbeke en vervolgens Kruisstraat als ondertitel. En dan wordt het moeilijk voor een Franstalig bedrijf uit Brussel om de bewegwijzering op orde te krijgen. Dat zal ook meteen de reden zijn dat ze over het algemeen halverwege de omleiding maar gewoon ophouden. U staat nu in het hol van Pluto. Gefeliciteerd, zoek het verder zelf maar uit.

Lezers die geloven in het positieve zullen nu denken dat ik van een mug een olifant maak. Dat ik de feiten opblaas om er eens lekker over te kunnen razen. Was het maar waar. Ik zou zo nog twintig bladzijden vol kunnen schrijven met Kafkaïaanse voorbeelden over onbereikbare dorpen, onverwacht afgesloten snelwegen en doodgehongerde reizigers in het midden van de polder. Laat ik het niet doen. Laat ik de volgende keer gewoon met een snelheid van zeventig kilometer per uur pen en papier pakken en het telefoonnummer van de signalisatielui opschrijven. Wie weet spreekt er wel iemand Nederlands aan het andere eind van de lijn. Kunnen ze me meteen even uitleggen waarom het zo lang duurt eer er iemand komt om me uit de gracht te takelen.

bondscoach

Zo in de finale van het wereldkampioenschap wielrennen is er een ding dat mij vreselijk opvalt. Terwijl Gilbert alleen de Cauberg op probeert te fietsen en Kolobnev klem zit achter Boonen, zitten er drie, vier, vijf man in zijn wiel in het commentaarhokje van de NOS. Ik hoor Mart Smeets, Maarten Ducrot, Michael Boogerd, Herbert en Pia Dijkstra, Jean Nelissen, Theo Koomen. Het is een grote bonte mengelmoes van commentatoren. Zoals er bij het voetbal zestien miljoen bondscoaches zijn, zo lijkt men bij de sportredactie van de vaderlandse omroep niet langer te kunnen kiezen wie op de meest eloquente manier verslag kan leggen van een wereldkampioenschap. Ik pleit voor een nationale commentatorenbondscoach. Laat Kneteman verrijzen en aanwijzen wie hij volgend jaar in dat hokje wil zien zitten. Dan kan ik weer rustig door de koers heen slapen.