bladgoud 7

‘Ik denk dat je vanavond je kans maar moet wagen.’ Pieter kijkt me dwaas aan. Ik lach. ‘Waar heb je het over Slientje?’ Ik haat het als hij mijn naam zo uitspreekt. ‘Manon’, voeg ik er met een zucht aan toe. Zijn gezicht klaart op. Betrekt weer. ‘Zeker?’ ‘Ja, duh!’ ‘Heb je het haar gevraagd?’ Niet in zoveel woorden, maar ik twijfel geen moment dat hij de vent is waar ze achteraan zit. ‘Uhuh’, knik ik afwezig. Er trekt nu een soort van blinde paniek door hem heen. Ik weet het gewoon, leer mij mijn broer kennen. ‘Nee, vanaf hier mag je het zelf uitzoeken’, pareer ik zijn ongestelde vraag. Weer die onnozele blik. ‘Oh jonguh’. Ik negeer hem verder. Alsof ik niet genoeg heb aan mezelf.

‘Celine… Celine…’ Mijn moeder. ‘Zal ik je even insmeren schat?’ Ik brom iets onverstaanbaars. Was net weggedommeld. Ik huiver als ze de koude zonnecrême op mijn rug spuit. Laat haar begaan. Het voelt wel ontspannend. Ik houd me stil. Glijd weer weg. ‘Ik denk dat ze slaapt’, hoor ik haar ver weg zeggen. Weet niet tegen wie.

Als ik wakker word zit ze naast me. Ik draai me op mijn rug. Een pareo glijdt van me af. ‘Ik had je maar even een beetje toegedekt. Tegen het verbranden’, zegt ze verontschuldigend. Ik knik. Duf. Mijn hoofd bonkt. Het felle zonlicht prikt in mijn ogen. Mijn moeder legt haar boek opzij. ‘Die jongen was hier net. Die Menno. Waar je vorig jaar zo verkikkerd op was.’ Ze pauzeert. Hoopt op een reactie. Ik doe er het zwijgen toe. Wat deed hij hier? ‘Zijn jullie weer een stel?’ Ze windt er geen doekjes meer om. Recht voor zijn raap. Het zit haar hoog. Ik knik. Schud mijn hoofd. ‘Ik weet het niet.’ Niet begrijpend kijkt ze me aan. Dikke tranen biggelen over mijn wangen. Geluidloze tranen. Ze wil weten wat er is. Waarom ik moet huilen. Wat er zo erg is. Het komt niet. Ik blijf stom. Alleen maar die tranen. Alleen. Ik draai mijn rug naar haar toe. Ze slaat haar arm om me heen. Ik maak een afwerend gebaar. ‘Nou, als je weer aanspreekbaar bent hoor ik het wel.’ Ze reageert te fel. Afgewezen. Ik wil haar niet kwetsen. Probeer sorry te zeggen. Nog steeds stom. Ze ziet het wel.

Ze reikt me een koud blikje Orangina aan. Ik zou willen dat ik haar in vertrouwen kon nemen. Het lukt me niet. Mijn mams en ik werken zo niet. Ik krijg een gesmoord ‘dank je wel’ uit mijn strot. Ze knikt. Een beetje hulpeloos. Verdrietig. ‘Als je me nodig hebt. Of je vader…’ Ze verbijt zich. ‘We zijn bij Aniek en Herman.’ Ik knik traag. Wie zijn nu weer Aniek en Herman?

 

‘Bladgoud’ is een vakantiefeuilleton in twaalf ongelijke delen. Een experiment met langere verhalen en verbanden om augustus mee door te komen.  Zin in meer? Lees hier verder.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.