wolkbreuk

Achteloos volgt ze de modderstroom. Zigzaggend over het dalende pad. Mollige kuiten in roze regenlaarsjes, de kap van haar groene regenjas strak over het hoofd. Glunderend kijkt ze achterom. De ondeugd straalt van haar bolle toet. De sporen van een onweersbui als kroon op haar vakantie. Spetteren in een plas. Een windvlaag blaast koude waterdruppels uit de bomen.

Aan het einde van het pad breekt boven het meertje de zon door het onmetelijk grijs.

koude oorlog

Houdt u ook zo van kamperen? Lekker de hele dag buiten bezig zijn. De overtreffende trap van ‘ons kent ons’ op de vierkante centimeter. Dat gevoel van ultieme vrijheid, op een door de Fa. Ten Cate vastgestelde tentdikte van die tot eergisteren volslagen vreemde buren. Ik wel. Boekje lezen, rondje lopen, kakken met een strooien hoed op achter een verveloos louvredeurtje. Heerlijk. Oeverloos zwetsen tegen mensen die je net bent tegengekomen. Van de ene flauwe opmerking in de andere leven. Onbetaalbaar.

Natuurlijk zijn er ook de keerzijdes. Zo durft de airconditioning van sommige campers al eens hinderlijk te brommen. Is er nog steeds geen goed onderbouwd sociologisch onderzoek naar de verschillen in hinder tussen keffende honden en klierende kinderen en wordt iedere vorm van groeiende opwinding om het lijntje van de tienerdochter van hiernaast ogenblikkelijk teniet gedaan door haar ongelukkige toekomstbeeld in de vorm van een bijbehorende moeder in wafelijzerreliëf. Niets om je echt druk over te maken derhalve. Geen koude rakker die hier niet tegen opgewassen is.

Nee, het campingleven kan mij wel bekoren. Nog even blijven liggen in een net iets te broeierig bed, terwijl in een andere dimensie individuen zonder gezicht in het rond scharrelen op zoek naar een flard van hun vaste ochtendritueel. In ochtendjassen die qua volume op zichzelf al een aanslag waren op het voornemen dit jaar eens niet zoveel rotzooi mee te slepen. In kleuren die in geen enkele badkamer tot hun recht zouden komen. Ook hier niet. Het zijn die observaties, dat ongegeneerde gluren naar de buren, wat kamperen zo leuk maakt. De gekkigheid schuin hier over. De plak waarmee de vrouw in de derde caravan van links regeert over de man met het huishoudgeld. De ijver waarmee elke ochtend eindeloze scheerlijnen worden aangespannen. En dat alles vanzelfsprekend in de wetenschap dat dergelijke vergrootglazen ook op jou gericht zijn.

Je weet dat jouw vermoeide uitvallen naar je halve trouwboek, die werkelijk waar echt geen benul heeft van de importantie van het op de juiste wijze aangeven van de laatste zeven haringen, voor de gemiddelde omstander alleen maar zo amusant zijn door een aan het maximum grenzend percentage aan herkenning. Dus ken ik inmiddels mensen die een strikt gescheiden taakverdeling hebben binnen en buiten de tent. Mensen die liever iets huren dan zelf de tent op te moeten zetten. Wat zeg ik, zelf stuur ik het liefst vrouw en kinderen naar het zwembad, zodat ik in alle rust de boel waterpas en stormvast kan zetten. Noem het de basis van een geslaagde kampeervakantie. Het met zachte hand verwijderen van de angel uit het overgangsritueel tussen werk en vakantie.

Maar het kan dus erger. Wanneer je als onschuldig observator moet toezien hoe men met zoetgevooisde stem complimenten in het rond strooit. Hoe zeemzoete liefdesverklaringen de plaats in nemen van een gemeend gesnauwde opdracht om nu eindelijk die tentstok eens recht te houden. Waar de aardigheid en het wederzijds respect zo ontzettend gezamenlijk aan een scheerlijn trekken, dat je er bijna van overtuigd raakt dat deze mensen morgen op hun opblaasbare therapeut voorbij komen drijven in het zwembad. Dan moet er wel iets grondig mis zijn. Zoveel saamhorigheid, een dergelijke hoeveelheid uitgesproken liefdesbetuigingen en vooral dat hemeltergend lieve toontje. Kom op nou mensen, dat kun je toch niet menen? Voor mij is de maat vol. Tijd om naar huis te gaan.

zoals de waard is

Het vakantieseizoen is weer in alle hevigheid losgebarsten. Dat zie je op nagenoeg elke min of meer doorgaande weg die in de richting van lekker weer zou moeten gaan. Overal volgepakte auto’s, touringcars en slingerende caravans die de hele stoet ophouden. Vooral die laatsten zijn velen een doorn in het oog. Maar laten we eens even iets verder kijken dan onze smeltende motorkap lang is. Ziet u die mensen met die bagagewagentjes? Ja, die met die oude herenfietsen er bovenop, die. Dat is het soort mensen die straks op de camping staan te pochen dat hun tent zelfs bij 10 Beaufort nog geen krimp geeft. Die smalend staan te lachen bij caravanbezitters met een stormband over hun voortent. Die om negen uur toch een paar sokken aantrekken in hun sandalen, omdat het een beetje klam wordt buiten. Het zijn mensen met een De Waard-tent.

Zo’n veels te zware kuttent met honderdduizend haringen. Elk met hun eigen scheerlijntje. Sommige hebben er zelfs twee, want je kunt de kinderen toch niet laten wegwaaien. Vandaar ook die aanhangwagen, zo’n kolereding past uiteraard in geen enkele fatsoenlijke auto. Eenmaal opgezet zijn ze een onderschatte risicofactor van de hoogste orde. Spelende kinderen en andere normale mensen breken hun nek over al die achterlijke scheerlijntjes en de lokale fauna raakt onverwijld verstrikt in het zorgvuldig gesponnen web van het opgeschoren vakantiekapsel van dienst. Het plaatsje tot de laatste milimeter volgetimmerd met een stormbaan waar de landmacht jaloers op zou zijn en dan dat irritante aanhangwagentje met zo’n handig deksel er schuin voor geparkeerd met die fiets er dus tegen. Je ziet ze bij aankomst het hele kampeerterrein sonderen, op zoek naar een stuk stuifzand, waar ze alle vijfhonderdduizend haringen van hun overrated altotent in de grond kunnen krijgen, zonder op stenen of boomwortels te stuiten. Dat alleen is een reden waarom ik ieder jaar uit voorzorg een paar rompertjes in maatje 56 aan de waslijn voor mijn caravan heb hangen. Zo’n fijne tent zal dan misschien alles doorstaan, geluid isoleren doen ze niet…

Fijne vakantie.