de geliefden

Zacht in zichzelf vloekend staat de vader naast het lege tentje van zijn dochter. Vroeg naar bed zou ze, met de lange rit van morgen voor de boeg. ‘Vroeg naar bed’, snuift hij, ‘dacht ze nou echt dat ik daar in zou trappen?’ Hij laat de hond uit de caravan en hoort aan de diepe ademhaling van zijn vrouw dat zij rustig verder slaapt.

Onder het afdakje van de barbecue trekt ze hem plots dicht tegen zich aan. Hij verstijft een ogenblik en onwillekeurig deinst hij wat terug. ‘Shit, daar loopt mijn vader met de hond, hij mag me hier niet zien’, zegt het meisje en trekt hem nog wat dichter tegen zich aan, zichzelf verder terugtrekkend in de schaduw van het huisje. ‘Mon … euh, my dad’, fluistert ze zacht in zijn oor. Hij staat er wat schaapachtig bij. ‘Que est-ce que tu…’, zegt hij hardop, maar ze legt snel haar kleine hand op zijn mond. ‘Sssht.’ Op haar tenen gluurt ze over zijn schouder naar de twee gestalten in de schaduw van de zaklantaarn. Ze ziet hoe ze langs het volleybalveldje snel in de richting van de bar lopen. Opgelucht laat ze zich weer zakken en legt haar hoofd op zijn borst. Zo wil ze de hele nacht wel blijven staan, dicht tegen hem aan, haar gezicht in zijn t-shirt begraven. Het is zo’n schatje, maar zo verdomd verlegen.

Ze ontspant een beetje en merkt dat hij meteen een klein stapje terug doet. We moeten hier weg, straks komen ze terug en als de hond mijn geur herkend ben ik de klos. ‘Kom, come euh, ach kom nou maar’, fluistert ze en pakt zijn hand.

De bar is stil en donker, op het terras zitten nog wat mensen te lachen om een grap die hij niet heeft verstaan. Het lijkt ongepast luid in de stilte van de nachtelijke camping. Geen jongeren, geen dochter. Hoe heet die tent ook alweer, waar ze heen gaan ’s nachts? En waar staat ie precies? Zijn hersenen maken overuren. Beneden in het bos, hij zal het wel vinden, die jeugd maakt altijd net teveel lawaai om onopgemerkt te blijven.

Ze trekt hem achter zich aan het paadje achter de chalets op. Hier zal niemand ons storen. Ze lopen nog een meter of twintig verder voor ze hem laat stoppen. In het licht van de maan kijkt ze hem aan. Zijn warrige zwarte haar en dat lieve gezicht met die onzekere, bijna bange ogen. Ze kust hem op zijn mond. Voelt hem verstrakken, kust hem nog eens, nu wat langer. Nu kust hij haar terug, vuriger dan ze had verwacht. Hij schrikt er zelf van. Weer dat stapje terug, weer die schichtige blik. Dit is er eentje waar ze werk aan heeft. Niet zo gretig als de anderen. Niet zo’n oversexte puber die gelijk onder haar jurk zit te grabbelen. Hij niet. Waarom hij nou niet? Kom op nou man. Ze heeft niet veel tijd meer, vandaag moet het gebeuren.

Ze maakt zich zachtjes van hem los en trekt in een beweging haar korte zwarte jurkje over haar hoofd. Ze ziet hoe hij schutterig blijft staan, bedenkt zich onwillekeurig dat dit de eerste keer is dat ze het met een jongere knul zal doen, pakt dan de zoom van zijn Che Guevara t-shirt en trekt het over zijn hoofd. Meteen zoent ze hem weer op zijn mond. Nu is er gelijk dat vurige. Dit keer is hij plots overal.

Briesend loopt de vader over het bospaadje, de hond onrustig snuffelend voor hem uit. Hoort hij daar wat? Ziet hij daar een lichtschijnsel? Waar is hij eigenlijk? Zo groot is dit terrein toch ook niet. Hier gaat het weer een beetje omhoog. Overdag lijkt het hier zo open, nu is het net een oneindig dicht woud.

Het gekraak van een tak rukt haar uit zijn armen. Wild kijkt ze om zich heen waar het geluid vandaan komt. Gebiologeerd kijkt hij naar het blonde meisje daar voor hem. Hij heeft haar bleke naakte lichaam de afgelopen weken vaak genoeg gezien. Jaloers keek hij toe hoe die Hollandse knullen met die vlotte babbels haar rug insmeerden. Net even te ver over haar billen, net even te ver uitwrijven naar voren. Meer dan een keer heeft hij op zijn buik aan het zwembad gelegen, onmogelijk zich nog te verplaatsen. Hij heeft zich betrapt gevoeld, als hij weer te lang met een leeg dienblad voor zich in haar richting had staan staren. Hoe ze daar stond, nonchalant met een handdoek om haar heupen, haar kleine rozige borstjes fier vooruit. Alsof ze niet wist dat de wereld om haar draaide. Dat zijn wereld om haar draait.

En nu staat ze daar voor hem. Diezelfde bleke borstjes op die angstig hijgende borstkas. Ze is koddig, onschuldig en super opwindend tegelijk. Zoals ze daar staat op die gekke zwarte legerschoenen. In haar Snoopystring. Met die verwilderde blik en haar uitgesmeerde lippenstift. Dan ziet hij het ook, het zwiepende lichtschijnsel op het pad. Snel trekt hij haar weg van het pad, dieper het struikgewas in. Hij, de nieuwe grote versierder, met zijn halfnaakte prooi. Op veilige afstand van het paadje stoppen ze. Op een plekje waar de maan tussen de bomen door schijnt. Snel kust hij haar zachtjes in haar nek en vlijt haar neer op het mos.

Waar is die verdomde rothond nou gebleven? Overal kraken er takken. Links, rechts, achter hem, voor hem. De vader blikt als een bezetene om zich heen. De lichtstraal van de zaklamp als een baken in het duister. Voor hem op het paadje een wittige vlek, een t-shirt, een grimas. Die verdomde Che Guevara. Drie meter verder snuffelt de hond aan een bekend luchtje. Het zoete parfum hangt zwaar in het verfrommelde zwarte jurkje. Waar is die verdomde rothond nou?

Zachtjes kust ze hem op de borst en voelt hoe zijn hart tekeergaat. Ze voelt hoe hij om zich heen kijkt. Ze voelt zijn warme lichaam tegen het hare. Zijn billen onder haar handen. De ruwe stof van de short, de knopen los, de vrijgekomen spanning, zijn handen overal. Hij voelt hoe ze zich om hem heen kronkelt. Haar handen op zijn billen, nu op zijn blote billen. Met haar ene voet trekt ze de short langs zijn benen naar beneden. Hij schopt hem uit, drukt zich hard tegen haar aan. En weer los. Een moment van schaamte voor zijn opwinding. Daar is ze weer, ze drukt zich wellustig tegen hem aan. Dit is het, zij is het, hij is het. Vluchtig kust hij haar navel. Strijkt met zijn neus langs de katoenen Snoopy. Ze voelt hoe zijn stugge haar kriebelt tegen haar buik. Ze kronkelt haar heupen omhoog in de richting van zijn warme adem. Zijn grote handen vullen onmiddellijk de ruimte tussen het mos en haar billen. Hij friemelt haar broekje naar beneden. Een snelle beweging en hun naakte lichamen worden een. ‘Iek ou fan jou’, ‘je temme’…

Bij het felle licht van de zaklantaarn kijkt hij recht in haar verschrikte reebruine ogen. Een seconde later hupt het ranke dier geschrokken weg in de duisternis. Achter hem kraakt een tak. Naast hem hijgt de hond.

 

Een jaar geleden kreeg ik van mijn liefste de deelname aan de cursus ‘Schrijven in je Blootje‘ cadeau. Als afsluiter van deze week besliste het toeval dat ik een verhaal mocht schrijven over ‘de geliefden’.