een liefhebbend geheugen

De 142 beste Nederlandse en Vlaamse sportverhalen van 1880 tot nu.’ De ondertitel van de herziene en uitgebreide versie van het in 2007 verschenen boek ‘Sport’ schept minstens zoveel verwachtingen als de nagenoeg bijbelse omvang van het boek zelf. Ruim duizend flinterdunne bladzijden zijn er nodig om de uitgebreide bloemlezing van Nederlandstalige sportverhalen te bundelen. De uitgebreide inleiding gaat diep in op het ontstaan van de georganiseerde sport in Nederland en Vlaanderen en dan met name de schriftelijke getuigenissen daar van. De invloed van het een op het ander. De groeiende interesse voor de beleving van Sport, en de daar soms op vooruit lopende ontwikkeling van het schrijven over sport in het bijzonder. Eén ding mogen we daarbij zeker niet over het hoofd zien van samensteller Arthur van den Boogaard, een goed sport-journalistiek verhaal is nog geen goed sportverhaal. In deze bundel dus geen voetbaluitslagen van de derde klasse amateurs. ‘Een goed sportverhaal is een goed verhaal’, lees ik in de inleiding. Een goed verhaal kan mij altijd boeien en dat heb ik geweten.

Vierendertig van de honderdtweeënveertig sportverhalen in dit boek gaan over wielrennen. In eerste instantie lijkt het dus een beetje flauw om me daar toe te beperken. Ik doe het toch. Wielersport heeft nu eenmaal verreweg mijn grootste interesse en laten we eerlijk zijn, wie volgt er nu HIK om een recensie te krijgen over tweeënvijftig voetbalverhalen? Fietsen dus. Ik lees over de opkomst en ondergang van Jaap Eden, leer over het genie van Pieter Daniël Moeskops, verbaas me over combines, geniet van de heroïek in de vroege uitgaven van de Tour de France. De stijl van de verhalen geeft een hint naar de periode waarin ze geschreven zijn. Namen beginnen mij pas halverwege de jaren vijftig wat te zeggen. Nog eens vijfentwintig jaar later wordt het tastbaar voor dit product van de bloemenkinderen. Zoetemelk, Hinault, de zo niet bij de koers passende uitstraling van Laurent Fignon. Daar beginnen de herinneringen. De herkenning. Dat laatste is misschien niet helemaal waar. Doorheen het hele boek, de hele geschiedenis van de wielerverhalen schemert een spoor van herkenning. Een aaneenschakeling van publiek geheim, het hart van de koers. De feiten zijn voor mij als lezer soms nieuw, het wezen van het wielrennen verandert er niet door.

In zijn inleiding belooft Arthur van den Boogaard ons paralellen, inzichten en kruisverbanden. Hij overdrijft niet. Naarmate je als lezer vordert in het boek beginnen er dingen op hun plek te vallen. Onbedoeld, het boek is immers samengesteld uit een grote hoeveelheid losse verhalen door even zoveel schrijvers. Het beeld dat ontstaat, geeft je als lezer langzaam het gevoel een kijkje te mogen nemen in de sportwereld van de afgelopen pakweg honderddertig jaar. Het knappe van dit boek is de manier waarop je uiteindelijk het gevoel krijgt dat het niet langer om louter wielrennen gaat. De mores van de tijd, de ontwikkeling van het collectieve denken. De voors en de tegens van het wielrennen, van sport tout court. De ongebreidelde liefde voor de sport en de angst voor de wereld die het heeft geschapen. Alles komt samen en gaat tegelijkertijd zijn eigen weg. ‘Een liefhebbend geheugen corrigeert’, heb ik op pagina 776 gezien. Ik zal het boek opnieuw moeten lezen. Helemaal. Zelfs die tweeënvijftig verhalen over voetbal. ‘Sport is sport en niet iets anders.‘ Het staat er echt. Misschien is het waar, maar onze recente geschiedenis zou een heel stuk minder spannend zijn zonder Sport.

 

Op vraag van wielerblog Het is Koers schreef ik bovenstaande recensie van het vandaag uitgekomen boek Sport van auteur/samensteller Arthur van den Boogaard. Uitgegeven bij Uitgeverij Nieuw Amsterdam.

tour de force

Binnenkort begint de Tour de France. Ik vind het prachtig om drie weken lang te kijken naar bovenmenselijke prestaties., geleverd door topatleten, in de mooiste en zwaarste koersen. Monsteretappes onder de brandende zon. Klimtijdritten in de mist en sneeuw. Dat is allemaal goed voor de kijkcijfers en vooral goed voor de sponsoren en organisatoren van dergelijk volksvermaak. De tijden dat dergelijk amusement nog werd georganiseerd voor het volk, in plaats van de portemonnee van de organisatoren, ligt nog zo’n beetje in de periode dat de gulden nog een florijn genoemd werd. En de Franse franc nog gewoon franc was en geen oude of nieuwe. Vandaag draait elke sport op dergelijk niveau alleen nog maar om euro’s. En, geloof me vrij, dan hebben we het echt niet over die paar centen die de renners verdienen. Het hele gezeur over doping in het wielrennen en met name in de Tour de France, komt dan ook maar door een ding; ‘de commercie’.

Tegenwoordig wordt een beetje bergetappe probleemloos met een gemiddelde van meer dan veertig kilometer per uur verreden. Probeer dat op hetzelfde parcours eens met de auto… Je zult versteld staan hoe moeilijk dat is. Kan dat zonder doping? Ik geloof daar helemaal niets van. Net zo min als ik geloof dat Merckx ooit een zuivere koers heeft gereden. Of Hinault, of Fignon, of Armstrong. Natuurlijk zijn de trainingsmethoden verbeterd, de techniek, de voeding… En daar begint het al, voedingssupplementen. Is dat doping, of is het techniek? Is het structureel toedienen van bepaalde voedingspreparaten die de prestaties positief kunnen beinvloeden een vorm van kunstmatige doping? Is drie weken pasta doping, of gewoon lekker en voedzaam? Is dat de vraag? Of is de vraag wie er nog naar zo’n koers gaat kijken wanneer de renners plots weer een uur langer over een etappe gaan doen? Gaat de sponsor nog verdienen aan Boonen, als Boonen in het weekend gewoon een pintje drinkt in de kroeg? Er moeten waanzinnige prestaties geleverd worden, omdat er waanzinnige bedragen te verdienen zijn.

Het is een wereld van hypocrisie en verraders geworden. Een tourorganisatie die als een bezetene jaagt op ‘overtreders’ heeft zoveel boter op het hoofd, dat ze achteraan het peloton zouden moeten rijden om uitglijders voor de coureurs te voorkomen. De Tour is spannend omdat je nooit weet wanneer er weer iemand grandioos uit de hoek zal komen. Niet omdat we zitten te wachten wie er nu weer buitengeflikkerd zal worden. Zelfs die hele dopingjacht is een spel. Een spel dat heel veel aandacht, lees geld oplevert. Dat daarvoor zo nu en dan eens een coureur moet worden opgeofferd zal de geldwolven volkomen saucisson zijn. We nemen gewoon een buitenlandse renner, dat valt beter bij de lokale pers. En als onze eigen bergkoning weer eens door de mand valt? Ach, dan hemelen we die volgend jaar wel weer op tot net boven de sommet van de Tourmalet.

Dus zit ik de komende drie weken weer voor de buis, internet, radio, whatever, om er geen seconde van te missen. Of de winnaar nou elke dag bruine bonen en vet spek eet, paardenworsten anaal inbrengt of zijn bloed laat verdunnen met urine van zwangere kloosterzusters van 45+. Het gaat om het spel. Om de sensatie en het amusement. Als renners het er voor over hebben om daarvoor fysieke risico’s te nemen die verder gaan dan de mogelijkheid jezelf te barsten te vallen, dan is dat hun zaak. Zolang de discussie daarover nog steeds op strafrechtelijk en niet op ethisch vlak wordt gevoerd, blijf ik gewoon op het puntje van mijn stoel kijken hoe het toch mogelijk is dat een half peloton met 35 kilometers per uur de Alpe d’Huez opvliegt…

 

Tot mijn grote plezier hebben de mensen achter de wielerblog ‘Het is Koers‘ mijn verhaal overgenomen. Ga dus zeker ook eens kijken op hun site.

uitgewrongen

Met tranen in de ogen neemt ze afscheid van de deelnemers. Bedankt ze voor het meedoen. Voor hun inzet, hun deel van het geheel. Haar echtgenoot staat enkele meters verderop handen te schudden. De glimlach, die aan het begin van deze feestelijke avond de strijd won van de kenmerkende gespannen grimas, breder en stralender dan ooit. Eindelijk tijd voor iedereen. Eigenlijk geen tijd meer.

Vier dagen achter de feiten aangereden. Gezocht, gedraaid, gekeerd, gefoeterd en genoten. Le Citron Pressé 2012, voor niet ingewijden, de klassieke autorally voor alles Citroëngerelateerd, was weer een klein feestje en een groots evenement tegelijkertijd. Vorig jaar vertelde Gies me dat het bijna onmogelijk is om aan een buitenstaander uit te leggen waar de Pressé voor staat. Toen had ik geen idee wat hij daar mee bedoelde. Gisteren stond ik op het derde verjaardagsfeestje van mijn oudste dochter vol vuur aan mijn vrienden uit te leggen waar ik de afgelopen dagen mee bezig ben geweest. Ik zag ze genieten van mijn enthousiasme, maar tot ze doordringen deed ik duidelijk niet.

Hoeft ook niet. De Pressé is van mij. Van ons, de deelnemers, de officials en natuurlijk de organisatoren. Vier hoogdagen voor zij die hun oude Citroën nog liever afjakkeren dan dat ze er naar kijken. Honderden kilometers per dagdeel in een bijna zestig jaar oude auto. Zoekend over de kleinste weggetjes op de kaart. Verliezend van de tijd, vechtend tegen de vermoeidheid. Het is een tweestrijd tussen sport en gezelligheid. Hard werken, heel hard buffelen, als ultieme ontspanningsvorm. Het is zo’n evenement waar je niet maar een keer aan mee kunt doen. Het kruipt onder je vel en blijft daar zitten. Goedaardig, volhardend, verslavend. Nog voor het is afgelopen betrap je jezelf er op al plannen te maken voor de volgende keer.

Met tranen in de ogen verontschuldigt ze zich voor de ontberingen, de kleine omissies. Haar echtgenoot schudt grijnzend handen… Sees, Gies, het zal wel even stil zijn na de afgelopen dagen, weken, maanden. Geniet er van. Heb ik, hebben wij, ook gedaan. Van de rally, van het deelnemersveld, van het traject en van al het harde werk van jullie en jullie team. Ik ben nieuwsgierig wat er volgend jaar uit de hoge hoed zal komen. Er is maar een manier om daar achter te komen…