ademloos

In de kamer naast me zingt een kind. Zachtjes. Ze draait zich om in het ledikant en bonkt tegen de zijkant. Rood oplichtende cijfers vertellen me dat het pas half zeven is. Ik draai me om en negeer het gezang van mijn kleine Lorelei. Anderhalf uur later roept de oudste dat ze klaar is. Vaag herinner ik me dat ik haar naar de badkamer heb horen sluipen.

Het kind eet een boterham. En nog een. Ik niet. Laat ik maar wachten tot de andere ook wakker is. Boven blijft het stil. We lezen een boek. Ik denk net op tijd aan de vuilnisbak. Mijn dochter tekent in haar kleurboek. Ontspannen. Alsof ze enig kind is en gewend aan deze ochtendlijke rust. Geconcentreerd binnen de lijntjes. Het puntje van de tong tussen haar tanden. Hoor ik iets boven? De kat wil verse brokjes, sommeert mij mee naar de keuken. De klok van de oven springt op negen uur. Ik spits mijn oren. Nee, niets. Er zit nog was in de machine. Onder aan de trap probeer ik het kabaal van de droger uit te sluiten. Geen kik. Mail gelezen, tweets gescand, facebook genegeerd. Rechts bovenin staat te lezen dat het vrijdag de dertiende en drieëntwintig minuten over negen is. Een nieuw bericht. Nog een antwoord. Mooi binnen de lijntjes, ik ben trots op je. Half tien geweest.

Zachtjes loop ik de krakende houten trap op. Geen gezang. Geen gestommel. Voorzichtig open ik de deur van het slaapkamertje en laat mijn ogen wennen aan het donker. Het blijft stil. Te stil. Mijn hart slaat een slag over. Waarom ben ik niet eerder gaan kijken? Wat als? Een diepe zucht. Een kuchje. Twee stappen naar het bed. Duim in de mond, knuffels onder de arm. Heb je lekker geslapen lieverd?

donnerwetter 2

Proestend komt ze boven water en schudt het water uit haar lange haar. Ze laat haar ogen wennen aan het weinige licht dat door de kleine patrijspoorten boven haar naar binnen valt. Hij heeft niet gelogen, het is echt Titanic in het klein. Het interieur van het stalen motorjacht lijkt nog redelijk intact, zij het dat het ondersteboven hangt. Stralend kijkt ze opzij in zijn verwachtingsvolle ogen. Ze knikt. Dit is waanzinnig.

Geen woord had ze geloofd van zijn mooie praatjes. Natuurlijk was ze geïntrigeerd geweest door de hagelwitte kiel die parmant boven de waterlijn uitstak. Vanaf het strand kon ze zien hoe de lefgozertjes er naar toe zwommen en op de gladde romp probeerden te kruipen. En toen was hij naast haar komen zitten. Wat ze daar zo alleen deed op het strand. Of ze hier al lang was. Hoe ze heette. Waar ze vandaan kwam. Ze had hem proberen negeren, gedaan alsof ze hem niet verstond. Opgelucht was ze geweest, toen hij haar weer alleen had gelaten. Haar opluchting was van korte duur geweest. Hij had een ijsje voor haar meegebracht en gevraagd of hij naast haar mocht komen zitten. Dat was eigenlijk wel lief en ze was een beetje ontdooit voor zijn charme. Van lieverlee was het gesprek op het gekapseisde motorjacht gekomen. Weinig had ze geloofd van de wilde verhalen die hij haar vertelde over de toedracht van de benarde positie, waarin het jacht net buiten de branding lag te dobberen. Ze had geamuseerd geluisterd en gedroomd van een jetsetleven in de zon.

Na het eten was ze opnieuw naar het strand gegaan. Nog even nagenieten van een perfecte dag. Dromerig had ze over het strand en de kabbelende zee uitgekeken toen hij weer naast haar in het zand was geploft. Of ze niet naar het grote feest ging. Ze had haar hoofd geschud. Nee, ze kende daar niemand en zat hier prima. En hier aan het water was het tenminste niet zo benauwd. Of hij bij haar mocht blijven zitten. Waarom niet. Zo hadden ze een poosje stilzwijgend naast elkaar gezeten. Geen wilde verhalen meer. Gewoon de rust van het kalm klotsende water en het verlaten strand. ‘Kun je goed zwemmen?’, had hij de stilte doorbroken. Niet wetende wat hij eigenlijk bedoelde had ze ja geknikt. Of ze met hem naar het jacht wilde zwemmen. Hij wilde haar laten zien hoe mooi het binnenin was. Ongelovig had ze hem aangekeken. ‘Kun je er echt in?’ Hij had geknikt en haar vragend aangekeken. Ze had getwijfeld, geopperd dat ze geen bikini aan had. Hij had gelachen en zijn shirt en jeans uitgetrokken. Nog harder gelachen toen hij haar geshockeerde gezicht zag. ‘No way dat ik met jou ga skinnydippen’, had ze gedacht, terwijl ze gebiologeerd naar zijn strakke, naakte lijf had gestaard. Het bruingebrande bovenlijf en kuiten, de kolderiek witte billen en dijen van elke surfshortdragende kerel. Hij was het water in gelopen en had zich naar haar omgedraaid net voor zijn middel de waterlijn had bereikt. Schaamteloos. Naakt. Uitdagend. Twijfelend zou ze haar jurk uittrekken en over haar achteloos uitgeschopte sandalen draperen. Onwillekeurig keek ze om zich heen of niemand haar daar zag staan in haar ondergoed. Ze was hem het water in gevolgd en meteen onder water gedoken. Toen ze bovenkwam had hij vlak naast haar gestaan en zijn hand op haar rug gelegd. Zijn hand, zijn naakte hand. Ze dook meteen weer voorover en begon in de richting van de witte romp te zwemmen.

Ze voelt hem naar haar hand zoeken. Niet nalatend om met de rug van zijn hand langs haar bil te strijken. Ze pakt zijn hand vast en knijpt er zacht in. Dit is niet zomaar een avontuurtje. Ze voelt de spanning in haar keel. De enige weg terug naar buiten is onder water. Het zal snel donker worden en dan wil ze hier toch echt weer weg zijn. De laatste zonnestralen schijnen langs boven op hen neer en hij wijst haar een kast waar ze op kunnen klauteren om even uit te rusten.  Klimt erop en reikt haar zijn hand. Druppend kruipt ze naast hem en probeert houvast te vinden op het gladde oppervlak. Zo zitten ze, schouder aan schouder wat ongemakkelijk naast elkaar. Hij kijkt haar aan en ze zoent hem vol op de mond. Een opwelling. Opwinding. Hij zoent haar terug. Ze deinst kort terug en kijkt hem verschrikt aan. ‘We moeten zo terug’, probeert ze hem te vertellen. Hij zoent haar nog eens. Ze glijdt langzaam bij hem vandaan. Hij slaat zijn arm om haar middel en houdt haar tegen. Ze draait zich opnieuw naar hem toe en vlijt zich tegen zijn licht behaarde borstkas. Dan realiseert ze zich zijn naaktheid. Voelt hoe de opwinding zich van hem meester maakt. Waar ben ik mee bezig. Wat is het hier klein en wat wordt het snel donker. Hij prutst aan haar bh. Vindt de sluiting niet en kijkt haar hulpeloos aan. In een beweging opent ze de sluiting aan de voorkant van haar zwarte bh. Haar stevige borsten plakken nat in de cups. Voorzichtig trekt hij hem verder uit en monstert haar uitvoerig. Onverwacht glipt ze uit zijn armen. Ze kan zich nergens meer aan vastgrijpen en plonst terug in het donkere water. Geschrokken grijpt ze om zich heen in het water op zoek naar de bh. Ze voelt hem wegglippen, maar grijpt mis omdat hij naast haar in het water springt. Handen overal. Wilde kussen. Ze verstijfd. Hij trekt haar naar zich toe. Zijn voeten hebben houvast. Hij houdt haar stevig tegen zich aangedrukt. Angstig kijkt ze naar boven. Een oorverdovend geraas vult de kleine ruimte. ‘Regen’, zegt hij. ‘Onweer’. Hij heeft het woord nog niet uitgesproken of een enorme donderklap volgt vrijwel naadloos op een bliksemflits die heel even de kajuit hel verlicht. Haar ogen staan wild en wijd. Ze klauwt zich aan hem vast. Negeert zijn handen. Zijn zoenen. Ze wil weg. Hij houdt haar tegen. Een tweede flits. Ze ziet zijn lachende gezicht. Een grimas. Angst. Zijn angst of de hare.

 

Vakvrouw en vriendin Yoeke Nagel (www.yoeke.com) twitterde de volgende schrijftip: ‘Zet je hoofdpersoon in een bootje op het meer. Laat dan een enorm onweer losbarsten. Schrijf wat ze doet.’ Deze maand probeer ik iedere woensdag aan haar vraag te voldoen. Benieuwd naar het vervolg? Klik hier.